Hoogleraren: ‘Woningmarktmodel CPB miskent rol woningcorporaties’

Het model dat het Centraal Planbureau gebruikt om effecten van beleidsvoorstellen voor de woningmarkt te beoordelen schiet tekort en miskent de rol van woningcorporaties. Dat schrijven hoogleraren Maarten Allers en Johan Conijn in het economenblad Economisch Statistische Berichten.

Met het woningmarktmodel van het Centraal Planbureau worden de effecten geschat van beleidsvoorstellen op bijvoorbeeld huren, nieuwbouw en welvaart. Het model wordt onder meer gebruikt bij kabinetsformaties. Maarten Allers (directeur van COELO en hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen) en Johan Conijn (emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en directeur van Finance Ideas) onderzochten het model en plaatsen er grote vraagtekens bij. Zij concluderen dat ‘het model niet bruikbaar is voor analyse van voorstellen gericht op vergroting van het woningaanbod en dat het niet geschikt is voor analyses van plannen voor de huurmarkt.’ 

Lees hier: Analyse woningmarktmodel CPB, Allers en Conijn, april 2021

Miskenning rol woningcorporaties

Op verzoek van Aedes beoordeelden Allers en Conijn de bruikbaarheid van het woningmarktmodel met name voor de huurmarkt. Ze concluderen dat het model ‘de rol van woningcorporaties bij nieuwbouw miskent’. Zo voorspelde het CPB in 2012 dat de verhuurderheffing zou leiden tot hogere huren en meer investeringen door corporaties in nieuwbouw. Het CPB hield er echter geen rekening mee dat voor woningcorporaties betaalbaarheid een belangrijke doelstelling is. Woningcorporaties kozen er in samenspraak met de Woonbond al snel voor de huurstijging te matigen. Na de invoering van de verhuurderheffing bleek dat de woningbouw door corporaties niet steeg, maar juist halveerde. Inmiddels heeft het CPB het model daarop wel aangepast.

Zelfstandige rol nieuwbouw corporaties

Ook gaat het CPB-model ervan uit dat corporaties die nieuwe woningen bouwen daarmee marktpartijen verdringen. Volgens Allers en Conijn schetst het model daarmee geen goed beeld van de manier waarop nieuwbouw tot stand komt. Woningcorporaties spelen een zelfstandige rol spelen bij de realisatie van woningen en zijn lang niet altijd afhankelijk van commerciële grondeigenaren en projectontwikkelaars. Minder woningbouw bij woningcorporaties wordt dus niet automatisch gecompenseerd door marktpartijen of omgekeerd, zoals het CPB veronderstelt. 

Uitspraken over welvaartseffecten

De hoogleraren zijn tevens kritisch over de manier waarop het CPB de zogeheten ‘welvaartseffecten’ beoordeelt. Daaronder ligt de vooronderstelling dat de woningmarkt zonder subsidies tot een optimale uitkomst zou leiden. Dat is onjuist, aldus de hoogleraren: het is expliciet overheidsbeleid om goede woningen voor iedereen beschikbaar en betaalbaar te maken, ook voor mensen met een laag inkomen. Het CPB miskent dat het woningmarktbeleid op politieke keuzes berust en niet louter uit economische modellen voortvloeit.

Woningmarktmodel niet bruikbaar

Het CPB-woningmarktmodel is een sterk gestileerde weergave van de werkelijkheid en is ongeschikt om beleidsplannen door te rekenen, aldus Allers en Conijn. Afsluitend concluderen zij: ‘In plaats van het presenteren van exact aandoende cijfers die uit een theoretische exercitie rollen kan beter een kwalitatieve analyse worden gemaakt die wel recht doet aan hoe de echte wereld in elkaar steekt.’