De discussies tijdens de totstandkoming van deze aangepaste versie van De Woonstandaard waren soms pittig, zegt Görts. In De Woonstandaard stemmen conceptaanbieders, toeleverende industrie en afnemers, zoals corporaties, vraag en aanbod van bouwconcepten op elkaar af. ‘De input van deze geactualiseerde versie komt rechtstreeks uit de praktijk van deze partijen’, vervolgt ze. ‘Zo’n proces schuurt natuurlijk af en toe. Maar nu ligt er dan ook een uitgebreidere en verscherpte versie 2.0.’
In hun gezamenlijke programma De Bouwstroom stimuleren NCB en Aedes dat corporaties nieuwbouwprojecten niet langer zelf ontwikkelen, maar als bestaande woningconcepten op de markt inkopen. De Woonstandaard omschrijft hiervoor verschillende woningtypes in combinatie met huurklassen in een aantal ProductMarktCombinaties. ‘Die indeling in PMC’s is een eerste stap om te komen tot standaardisatie en bundeling van de vraag’, zegt Görts. ‘Door die PMC’s spreken partijen dezelfde taal: de corporaties, de bouwers die de concepten op de markt brengen en de toeleverende industrie die nieuwe oplossingen verzint.’
Prestatie-eisen
Per PMC zijn in De Woonstandaard basisprestatie-eisen geformuleerd. Die omschrijven de minimale kwaliteit van bijvoorbeeld gebruik, veiligheid en technische afwerking van een woning. ‘In deze versie 2.0 hebben we die basiseisen verscherpt. Daarnaast zijn er aanvullende eisen geformuleerd waar corporaties desgewenst voor kunnen kiezen. Een individuele corporatie kan immers zelf aanvullend beleid voeren rond bijvoorbeeld duurzaamheid. Of gemeenten kunnen stedenbouwkundige of architectonische voorwaarden stellen die vragen om aanvullende eisen.’
Portefeuillestrategie
Voor corporaties is De Woonstandaard in de eerste plaats een handig instrument om de vraag goed in kaart te brengen, zegt Görts. ‘Wat wil je als corporatie? Wat is je portefeuillestrategie? Welke woningen in welke prijsklassen wil je in de toekomst aan je voorraad toevoegen?’ Ook in de communicatie met gemeenten en huurdersorganisaties is het instrument bruikbaar, vervolgt ze. ‘Aan de hand van PMC’s kunnen corporaties concreet laten zien wat voor soort woningen ze willen realiseren. De Woonstandaard is dus ook een goed hulpmiddel bij het maken van prestatieafspraken.’
Ook de conceptaanbieders zijn blij met de nieuwe versie, vertelt Görts. ‘Bouwers investeren fors in de ontwikkeling van nieuwe concepten. Logisch dat ze willen weten of die woningconcepten voldoen aan de actuele prestatie-eisen. De nieuwe versie van De Woonstandaard geeft hen inzicht in de grootste gemene deler van de huidige vraag. Dat is een goede basis om producten verder door te ontwikkelen en nog meer te standaardiseren.’
Wat is nog meer veranderd in De Woonstandaard versie 2.0:
- Uitbreiding van 8 naar 14 PMC’s: Naast de grondgebonden en gestapelde woningconcepten beschrijft deze versie ook concepten voor veelgevraagde flexibele (tijdelijke) woningen.
- De financiële paragraaf geeft individuele corporaties meer inzicht in de berekeningen en afwegingen van investeringsbesluiten.
- De taakverdeling tussen corporatie en aanbieder kan per inkoopproject verschillen. Het is belangrijk om steeds goed af te spreken wie wat doet en wie welke kosten voor zijn rekening neemt. Hoe zit het bijvoorbeeld met de legeskosten of de aansluitingen op nutsvoorzieningen? Versie 2.0 biedt een basisschema met punten waarover de partijen afspraken moeten maken.