Wat is het doel van de Huisvestingswet 2014?
Met de Huisvestingswet kunnen gemeenten sturen in de woonruimteverdeling en de samenstelling van de woningvoorraad. In dit dossier gaat het alleen over de woonruimteverdeling omdat vooral dat onderdeel relevant is voor woningcorporaties.
Onderliggende gedachte van de Huisvestingswet is de keuzevrijheid van woningzoekenden. Zij moeten zelf kunnen kiezen waar ze willen wonen. Alleen wegens zwaarwegende redenen mag een gemeente dit grondrecht van vrije vestiging beperken met toewijzingsregels . De Huisvestingswet zegt het zo: toewijzingsregels zijn alleen mogelijk voor ‘zover noodzakelijk en geschikt om de onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste te bestrijden’.
Als gemeenten toewijzingsregels willen hanteren, moeten zij een huisvestingsverordening vaststellen waarin is geregeld in welke gevallen een huisvestingsvergunning nodig is. Gemeenten kunnen daarover geen convenanten meer sluiten met corporaties. De gemeente is verplicht alle relevante partijen, waaronder woningcorporaties, te betrekken bij het maken van de verordening.
In de Memorie van Antwoord Huisvestingswet (juni 2016) gaat minister Blok uitgebreid in op de totstandkoming van de wet.
Waarom is een nieuwe Huisvestingswet nodig?
De Huisvestingswet 2014 vervangt de wet uit 1992. Net als in de oude wet is schaarste nog steeds het motief voor toewijzingsregels. Nieuw is dat een gemeente de schaarste moet onderbouwen. Het idee daarachter is dat schaarste op zichzelf niet is op te lossen met woonruimteverdeling. Dat vraagt om een breder pakket aan maatregelen.
Daarom ook mag een gemeente in de nieuwe situatie een huisvestingsverordening voor maximaal 4 jaar vaststellen. In die periode is het de bedoeling dat een gemeente de structurele problemen op de woningmarkt aanpakt. Als dat niet of onvoldoende lukt, dan kan de gemeenteraad na 4 jaar opnieuw een verordening vaststellen. De bedoeling is zo lokaal de politieke verantwoordelijkheid voor de woningmarkt te versterken.
Geeft de Huisvestingswet voorrang aan mensen uit de eigen omgeving?
Ja, maar alleen in heel specifieke situaties. De wet onderscheidt drie soorten schaarste:
- schaarste aan goedkope woningen in het algemeen,
- schaarste aan woonruimte met specifieke voorzieningen – bijvoorbeeld voor ouderen en gehandicapten
- schaarste aan woonruimte voor de huidige inwoners van een gemeente.
In de Huisvestingswet is het nog steeds mogelijk om voorrang te geven aan woningzoekenden met een economische of maatschappelijke binding aan een gemeente. Een gemeente kan met huisvestingsvergunningen in 50 procent van de gevallen waar sprake is van schaarste voorrang geven aan mensen met binding aan de regio. De helft van dat percentage mag met voorrang gaan naar lokale woningzoekenden. Zo kan de gemeente bijvoorbeeld met een corporatie starterswoningen realiseren en die bij voorrang aan starters uit de gemeente verhuren. Of huurwoningen voor ouderen realiseren en deze eerst aan ouderen uit de eigen gemeente aanbieden. In het laatste geval kan het ook gaan om vrije-sectorhuurwoningen.
Voor welke woningen mag de gemeente toewijzingsregels vaststellen?
Een gemeente mag toewijzingsregels vaststellen voor de goedkope huurwoningenvoorraad. De nieuwe Huisvestingswet stelt geen vaste huurprijsgrenzen meer. Gemeenten mogen zelf bepalen wat de goedkope, en dus vergunningplichtige, voorraad is. Koopwoningen vallen niet meer onder de nieuwe wet.
Wanneer komt een woningzoekende in aanmerking voor een aangewezen woning?
Voor de door de gemeente in de verordening aangewezen woningen hebben woningzoekenden een vergunning nodig. Daarbij stelt de gemeente criteria aan de woningzoekenden, bijvoorbeeld passendheidscriteria als de koppeling tussen huishoudgrootte en woninggrootte en de koppeling van een lage huurprijs aan een lager inkomen.
Wat regelt de Huisvestingswet voor urgent woningzoekenden?
Een gemeente kan in de huisvestingsverordening ook een urgentieregeling vaststellen, zonder dat er sprake is van schaarste. Bijvoorbeeld voor mensen in een noodsituatie. De wet noemt drie categorieën van woningzoekenden die in de urgentieregeling moeten staan:
- mensen die verblijven in een voorziening voor tijdelijke opvang vanwege relationele problemen
- mantelzorgers- en ontvangers
- vergunninghouders.
Een gemeente mag hier nog andere groepen aan toe voegen die ook voorrang krijgen bij de woonruimteverdeling.
Wat is de relatie met de Rotterdamwet?
Leefbaarheid als grond toewijzingsregels is uit de nieuwe Huisvestingswet verdwenen. Dat is nu geregeld in de Wet Bijzondere Maatregelen Grootstedelijke Problematiek, kortweg de Rotterdamwet.
Welke discussies spelen er nog rond de Huisvestingswet?
Woonruimteverdeling gaat om meer dan alleen de verdeling van schaarse woningen en is dus breder dan de Huisvestingswet 2014. Lokale partijen, gemeenten en corporaties, hebben ook andere actuele aanleidingen om te zoeken naar nieuwe vormen om vraag en aanbod bij elkaar te brengen. Zoals de vraag hoe bij woonruimteverdeling niet alleen met de nieuwe bewoner, maar ook met de huidige bewoners rekening te houden. Kan toewijzen op leefstijlen daar bijvoorbeeld een bijdrage aan leveren? Ook de zorg voor betaalbaarheid en doorstroming op de woningmarkt zorgen voor nieuwe initiatieven in de woonruimtebemiddeling.
De Huisvestingswet maakt het mogelijk om via een verordening woningen met een lage huurprijs met voorrang toe te wijzen aan mensen met lagere inkomens. Minister Blok wil daar nog verder in gaan en in de novelle onderzoeken of een dergelijke passendheidstoets verplicht moet worden. Maar een dergelijke verplichting tast het uitgangspunt van de Huisvestingswet aan dat de verantwoordelijkheid voor de woonruimteverdeling vooral een lokale zaak is. Ondertussen zien we ook op lokaal niveau bezorgdheid over de betaalbaarheid voor de bewoners. Verschillende gemeenten en corporaties onderzoeken nu de mogelijkheden om de passendheidscriteria van huur en inkomen aan te scherpen.