Woningcorporaties zijn volop bezig om hun woningen te verduurzamen. Voor de energietransitie een belangrijke activiteit. Maar tegelijkertijd een bedreiging voor een aantal beschermde diersoorten. De Wet Natuurbescherming stelt hiervoor regels. Het is belangrijk om die in acht te nemen: overtreding kan leiden tot vertraging van projecten, flinke boetes en zelfs een strafblad voor de projectleider.
De Wet Natuurbescherming biedt de mogelijkheid om een gedragscode soortenbescherming op te stellen. Als een corporatie kan aantonen dat zij volgens de voorwaarden van de gedragscode werkt, is het niet nodig een ontheffing van de Wet Natuurbescherming aan te vragen bij de provincie.
Algemeen
De gedragscode is een instrument om veel voorkomende en herhalende werkzaamheden voor goed beheer en onderhoud of kleinschalige ruimtelijke ingrepen te kunnen uitvoeren. Het gaat om werkzaamheden waarvan de gevolgen voor beschermde dier- en plantensoorten voorspelbaar, voorzienbaar en beperkt zijn. Door te werken volgens de gedragscode breng je geen schade aan beschermde diersoorten.
De gedragscode schrijft een werkwijze voor waarmee je natuur-inclusief kunt renoveren of verduurzamen. Met deze voorgeschreven werkwijze voorkom of beperk je zo veel mogelijk een negatieve invloed op beschermde soorten. Vallen de werkzaamheden onder de gedragscode en werk je volgens de voorschriften, dan is het meer niet nodig om voor elk afzonderlijk project een ontheffing aan te vragen. De werkzaamheden gebeuren dan onder de vrijstelling van de gedragscode.
De Rijksdienst voor Ondernemend (RVO) heeft de gedragscode beoordeeld en goedgekeurd, namens de minister van Stikstof en Natuur. De gedragscode is namelijk een landelijke vrijstelling, waardoor de bevoegdheid voor goedkeuring bij het Rijk ligt. De provincie is het bevoegd gezag als het gaat om controle en handhaving. Voorgenomen ruimtelijke ingrepen moeten dan ook worden gemeld bij de betreffende provincie.
Nee, want de termijn om beroep aan te tekenen tegen de gedragscode is verstreken. De termijn om in beroep te gaan tegen de gedragscode was 6 weken na de officiële goedkeuring.
De gedragscode is geldig tot 1 januari 2025. Voor 1 januari 2025 gaat RVO de gedragscode aanpassen aan de beleidseisen die op dat moment gelden en opnieuw aan Aedes voorgeleggen. De minister kan de nieuwe gedragscode dan per 1 januari 2025 aanwijzen als onderdeel van de Omgevingsregeling voor een periode van 5 jaar, dus tot 1 januari 2030.
De Omgevingswet gaat in op 1 januari 2024. In 2024 wordt de gedragscode aangepast aan de Omgevingswet, en waar nodig aan de beleidseisen die op dat moment gelden voor gedragscodes. Vervolgens wordt de gedragscode aangewezen als onderdeel van de Omgevingsregeling. Deze aanwijzing geldt vanaf 1 januari 2025. Vanaf die datum zijn er dus aanpassingen mogelijk aan de gedragscode, waaronder bijvoorbeeld monitoring.
Een corporatie kan werken met de gedragscode en tegelijk ook (elders) projecten uitvoeren met een ontheffing. Het is niet mogelijk de gedragscode en een ontheffing door elkaar te gebruiken op 1 locatie. Als bijvoorbeeld in 1 van de te renoveren woningen een vleermuissoort is aangetroffen die niet onder de vrijstelling van de gedragscode valt, moet voor die woning ontheffing worden aangevraagd.
Ja, de belangenafweging uit de gedragscode kun je gebruiken als basis voor ontheffingen. Het belang moet echter wel afgewogen worden ten opzichte van de werkzaamheden en dus passend gemaakt worden aan de ontheffing.
Organisatie
De gedragscode is bestemd voor woningcorporaties, aannemers en onderhoudsbedrijven die voor deze woningcorporaties werken. De betreffende woningcorporaties moeten zich er in de opdrachtverlening van verzekeren dat aannemers hun werkzaamheden aantoonbaar volgens de gedragscode uitvoeren. De verantwoordelijkheid ligt bij de woningcorporatie als opdrachtgever.
Een corporatie die gebruik wil maken van de wettelijke vrijstelling moet de regels uit de gedragscode verankeren in strategie en beleid, eventueel in een directie- of bestuursbesluit. Een verdere omschrijving van deze punten vind je in hoofdstuk 4 van de gedragscode.
Dit is niet juridisch vastgelegd en dus voor eigen invulling van de individuele organisaties. Ook of je het bij 1 persoon belegt of niet.
Er zijn verschillende instrumenten om renovatiewerkzaamheden te verrichten (reguliere ontheffing, gedragscode, gebiedsgerichte ontheffing met SMP). Je kunt zelf (per project) de keuze maken voor het meest geschikte instrument. Let er wel op dat er lang niet overal een gebiedsgerichte ontheffing met een soortenmanagementplan (SMP) beschikbaar is.
Uitvoering en maatregelen
De maatregelencatalogus schrijft de werkwijze voor die je moet volgen als je te maken hebt met beschermde soorten. De maatregelen en voorwaarden uit de maatregelencatalogus zijn een belangrijk onderdeel van de gedragscode. Ze zijn onderdeel van de voorgeschreven werkwijze in de gedragscode. Zie bijlage F in de gedragscode.
In bepaalde gevallen moet de bebouwing waar de werkzaamheden plaatsvinden eerst natuurvrij gemaakt worden. Dit staat in de gedragscode. De Leidraad natuurvrij maken biedt een uniforme werkwijze van natuurvrij maken om het doden en verwonden van diersoorten te voorkomen. Zie bijlage G in de gedragscode.
Om vast te stellen welke beschermde soorten zich bevinden in of nabij de bebouwing wordt ecologisch onderzoek/een inventarisatie uitgevoerd. Als uit dit onderzoek blijkt dat beschermde soorten aanwezig zijn dan moet je kijken of je kunt werken met de gedragscode. In de gedragscode staan vervolgens de (mitigerende) maatregelen die je moet nemen. Deze maatregelen worden opgenomen in het ecologisch werkprotocol. Dit werkprotocol dien je te volgen bij de werkzaamheden en moet aanwezig zijn op locatie.
Per CBS-buurt moeten in ieder geval 3 typen vleermuisverblijven toegepast worden. De maatregelencatalogus na-isolatie is hierin bepalend. De gedragscode geeft 2 criteria gegeven. Kleine verblijven niet meer dan 30% en middelgrote verblijven minimaal 30%. Voor de rest is het aan de betrokken ecoloog om te bepalen hoe deze verhouding er uit ziet.
De grote kasten (1000-liter) zijn bedoeld om vleermuizen een temperatuurrange te bieden . Ze lijken op de oude situatie, waarbij de spouwmuur en dak toegankelijk is voor vleermuizen om te verblijven. Een temperatuurrange is essentieel om vleermuizen gunstige omstandigheden te bieden.
De insteek van de Gedragscode is om een meerwaarde te bieden voor biodiversiteit (in het algemeen) en voor vleermuizen die in gebouwen wonen. Door het aanbrengen van verschillende soorten voorzieningen behoud of versterk je de huidige mogelijkheden. In het gunstige geval worden de woningen straks gebruikt door vleermuissoorten en ook voor belangrijke vleermuisverblijven, zoals kraamkolonies.
Ecologisch onderzoek bepaalt of een soort aanwezig is of niet. De geschiktheid geeft alleen een indicatie of woningen geschikt zijn. Deze indicatie kun je wel gebruiken om te bepalen of binnen een CBS-buurt aan meer dan 10% van de geschikte woningen wordt gewerkt. maar niet om te bepalen of een soort wel of niet aanwezig is. Dat kan alleen met het ecologisch onderzoek.
In de gedragscode staat per werkzaamheid en per beschermde soort vermeld wanneer er wel en niet gewerkt kan worden.
In de gedragscode staat vermeld onder welke omstandigheden de gedragscode toegepast kan worden.
Dat hangt af van wat de conclusies uit de quickscan zijn. Als uit de quickscan blijkt dat er mogelijk beschermde soorten zitten, of dit niet kan worden uitgesloten, dient er altijd aanvullend onderzoek te worden gedaan.
Uit onderzoek blijkt welke soorten gebruik maken van een woning. Daar moet je rekening mee houden. De duur en type werkzaamheden bepaalt of je ook in andere perioden van het jaar kunt werken.
Het uitgangspunt is dat alle woningen waar verduurzaming plaatsvindt natuurinclusief worden gemaakt. Als de projectecoloog tot de conclusie komt dat het vooral handig is om de kopse kanten geschikt te maken, dan is dat prima zolang voldaan wordt aan de taakstelling. Het basisbeginsel is echter dat alle woningen de mogelijkheid houden voor gebouwbewonende soorten.
De monitoring van de gedragscode is nog niet uitgewerkt. Aedes en RVO bespreken die op een later moment. De monitoring gaat toezien op de maatregelen en/of activiteiten die vaak worden uitgevoerd onder de gedragscode, en hun effect op de (staat van instandhouding van de) betreffende soorten.
Meer weten?
Lees meer over de Wet Natuurbescherming op de website van de RVO.