Frissen van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) besprak dit rapport met de Tweede Kamercommissie SZW op 14 oktober 2020.
Het huidige asbeststelsel is gebaseerd op zelfregulering door belanghebbende partijen. Dat veronderstelt een zekere vorm van consensus. Maar op dit moment zijn er tegengestelde belangen. Frissen: ‘Partijen houden elkaar in een houtgreep.’ Volgens hem heeft het stelsel perverse effecten. Bijvoorbeeld als verwijderaars economische belangen hebben bij een strenge normstelling. De vraag is of belanghebbenden überhaupt de normen moeten stellen. Beter is het als de partijen wel worden geraadpleegd, maar geen beslissende rol hebben in normstelling en regulering.
Fundamentele herziening
Op de vraag van de aanwezige Kamerleden (CDA, VVD, SGP, PVV) of de huidige maatregelen van de minister het stelsel voldoende verbeteren stelt Frissen dat een fundamentele herziening nodig is: ‘Het ontbreekt de politiek nu aan een stevige rol in de normstelling en is er een handhavingstekort doordat verschillende ministeries betrokken zijn.’
Frissen adviseert de Kamer om Bas van ’t Wout, staatssecretaris van SZW, te vragen of de huidige stelselaanpak de geconstateerde belangentegenstellingen voldoende kan tegengaan. Daarnaast adviseert Frissen om over de volgende kwesties een politiek oordeel te geven:
- Hoe komt normstelling tot stand, is daarin een rol voor belanghebbende partijen?
- Komt de normstelling bij het ministerie te liggen of bij een onafhankelijke gezaghebbende autoriteit?
- Hanteert het stelsel absolute grenswaarden voor asbestsaneringen of is proportionele beoordeling mogelijk?