In de Nationale Prestatieafspraken (NPA 2024) is afgesproken dat de huren van woningcorporaties op 1 juli 2025 gemiddeld met maximaal 4,5% stijgen. De huurverhoging valt hierdoor flink lager uit dan eerder was afgesproken (6,1%). De maximale huursomstijging van 4,5% betekent ook dat de huren minder omhoog gaan dan de inkomens (lonen en uitkeringen). De verwachte stijging van de inkomens tussen 1 juli 2024 en 1 juli 2025 is namelijk 5,2%.
Effecten bij 24 huishoudtypes
Het Nibud rekende voor 24 huishoudtypes uit wat de impact van de huurverhoging is op hun huurquotes. De huurquote is het deel van het inkomen dat huurders kwijt zijn aan hun huur. De verschillen tussen huishoudtypes komen door wijzigingen in bijvoorbeeld huurtoeslag, kindgebonden budget en pensioenen. Bij een maximale huurverhoging daalt bij ongeveer 2/3 van de huishoudtypes de huurquote in 2025 ten opzichte van 2024 met gemiddeld 0,3%. Bij enkele huishoudtypes blijft de huurquote gelijk.
Er zijn ook een paar huishoudtypes waarbij de huurquote toch stijgt, meestal met 0,1%. Met name gepensioneerden hebben hiermee te maken omdat de pensioenen minder hard stijgen dan de lonen.
Dalende huurquotes sinds 2022
Het Nibud heeft ook teruggekeken naar 2022, het jaar waarin de huurstijging voor het eerst in landelijke prestatieafspraken werd vastgelegd. Sinds dat jaar is de huurquote gedaald bij alle huishoudtypes, variërend van 1% tot 9%.
Dit is een gevolg van de maatregelen die de laatste jaren zijn genomen om de huren betaalbaar te houden. Zo werd in 2023 bij meer dan 600.000 huishoudens de huur verlaagd naar € 575 euro. Daarbij was de huurstijging de afgelopen jaren telkens lager dan de loonontwikkeling. Sinds 2020 was de inflatie 21% en stegen de lonen en uitkeringen met 19%. De huren van corporaties stegen in dezelfde periode met slechts 9%, voor zittende huurders zelfs maar met 7% . Bovendien compenseerde de huurtoeslag een groot deel van de huurverhoging.
Aandacht voor betalingsproblemen
Deze ontwikkelingen betekenen niet dat er geen aandacht blijft voor de betaalbaarheid bij met name de lagere inkomens. Persoonlijke situaties kunnen ertoe leiden dat mensen toch geld tekortkomen. Het Nibud constateert dat inschattingen over het bestedingspatroon van huishoudtypes soms wat conservatief zijn. Aedes onderstreept daarom nog steeds het belang van de conclusies van de Commissie Sociaal Minimum van een jaar geleden. Die commissie adviseerde om rekening te houden met meer bufferruimte voor lage inkomens.