Leefbare en veilige wijken

Nationale prestatieafspraken: Leefbaarheid

Experts
Pieter van Hulten
Belangenbehartiger
Pieter Schipper
Belangenbehartiger

Het woongenot dat bewoners beleven is afhankelijk van zowel de kwaliteit van de woning als de kwaliteit van de leefomgeving. Deze beide aspecten vragen om extra aandacht en extra investeringen door corporaties en gemeenten. 

Corporaties en gemeenten gaan hun inzet vergroten als het gaat om investeringen in woningen, de leefomgeving, het welzijn van huurders en de sociale samenhang. Alle partijen willen de negatieve trend van de afgelopen jaren in betreffende kwetsbare gebieden omkeren naar een positieve. Dat vergt langjarig commitment van alle betrokkenen en samenwerking met bewoners.

Kijk ook eens bij

Kwalitatief goede woningen in veilige, gemengde en leefbare wijken en buurten

  • De kwaliteit van de sociale huurvoorraad van corporaties is over het algemeen goed. Dat neemt niet weg dat ook de corporaties kampen met problemen rond vocht en schimmel en veroudering van de voorraad, met als gevolg een (grootschalige) renovatie- en herstructureringsbehoefte. Deze opgave moet tezamen opgepakt worden met de verduurzamingsopgave.  
  • Corporaties committeren zich eraan dat er vanaf 2026 geen woningen meer zijn met een slechte staat van onderhoud (categorie 5 of 6), tenzij er voor deze woningen concrete sloopplannen zijn.  

  • Om de kwaliteit, gezondheid en veiligheid van de corporatievoorraad verder te verbeteren investeren corporaties tot en met 2030 jaarlijks € 200 miljoen extra in woningverbetering, met een focus op een versnelde aanpak van vocht en schimmel, loden leidingen, asbest en brandveiligheid. 

  • Het verbeteren van de leefbaarheid vraagt om een integrale aanpak onder regie van de gemeente. De samenwerking tussen sectoren en actoren moet worden verbeterd. Om dit beter van de grond te krijgen werken corporaties en gemeenten en andere partijen aan het delen van kennis en het stimuleren van wijkgerichte aanpak zoals in “Samenwerken, zo doen we dat”. Gemeenten dienen een gerichte wijkaanpak te ontwikkelen, in samenwerking met maatschappelijke partners. En afspraken te maken met maatschappelijke partners over zorg en begeleiding van bewoners. Corporaties blijven dan actief betrokken in de aanpak van problemen in de fysieke leefomgeving, zowel in eigen bezit als daaromheen, en werken nauw samen met gemeenten en maatschappelijke partners in het sociale- en veiligheidsdomein.  

  • Er moet geïnvesteerd worden in het realiseren van buurtkamers, waar corporaties, gemeenten en zorg-, welzijns- en veiligheidspartijen samen met bewoners lokaal verankerd zijn. Ook moet er geïnvesteerd worden in activiteiten die bijdragen aan de sociale samenhang en ontmoeting in de wijk tussen bewoners. In totaal trekken corporaties hier tot en met 2030 jaarlijks € 75 miljoen extra voor uit.  

  • De minister voor VRO zal een wetsvoorstel indienen die de mogelijkheden voor corporaties verruimt om bijzondere persoonsgegevens te delen en te verwerken , met inachtneming van het waarborgen van de privacy van huurders.  

  • De minister voor VRO legt met het programma Leefbaarheid en veiligheid een brede agenda neer om de problematiek in kwetsbare gebieden aan te pakken. Corporaties spelen een belangrijke rol bij het realiseren van de doelstelling om de fysieke leefomgeving te verbeteren.  

  • Een deel van de nieuwbouwopgave van corporaties tot en met 2030 bestaat uit herstructurering van bestaande woningen en complexen. Daarmee verbetert de duurzaamheid en kwaliteit van woningen, maar het biedt ook kansen voor het verbeteren van de leefbaarheid en het realiseren van meer gemengde wijken door het bouwen van zowel sociale huur als middenhuur. 

  • Voor herstructurering is het belangrijk dat onder regie van de gemeente het beste resultaat wordt gerealiseerd bij het zoveel mogelijk gezamenlijk en gelijktijdig aanpakken van de corporatievoorraad én de particuliere voorraad in wijken. Daarbij heeft ieder een eigen rol. Corporaties zijn bovenal verantwoordelijk voor de corporatievoorraad. Het is aan gemeenten om hier samen met corporaties en andere betrokken partijen op te sturen door gezamenlijk afspraken te maken over de kwaliteit van woningen, aantallen en locaties van te herstructureren woningen.   

  • De minister voor VRO investeert in het verbeteren van de kwaliteit van de woningvoorraad door middel van het Volkshuisvestingsfonds. Tot en met 2026 is hiervoor € 600 miljoen beschikbaar voor gemeenten. Het Volkshuisvestingsfonds is primair gericht op het verbeteren van de particuliere woningvoorraad en het verbeteren van de leefbaarheid.  

  • Gemeenten betrekken corporaties en bewoners nadrukkelijk bij investeringen vanuit het Volkshuisvestingsfonds, waarbij corporaties en gemeenten gezamenlijk in het gebied investeren. Het verdient aanbeveling dat gemeenten samen met de betrokken corporatie(s) een uitvoeringsplan opstellen met maximale concretisering. Dat plan moet zich kunnen toespitsen op kleinschalig gebiedsniveau, het liefst op complexniveau.  

Een (t)huis voor iedereen

  • De leefbaarheid in wijken en buurten wordt negatief beïnvloed wanneer er een te hoge concentratie is van huishoudens in een kwetsbare positie. Om dit te voorkomen, is het nodig dat alle gemeenten hun ‘fair share’ leveren in het huisvesten van aandachtsgroepen. Ook goede huisvesting van arbeidsmigranten is een aandachtspunt. Voor de huisvesting van studenten volgt een nieuw actieplan. 

  • Als onderdeel van het programma ‘Een (t)huis voor iedereen’ wordt toegewerkt naar meer balans in de woningvoorraad, met een streven om naar een woningvoorraad met 30 procent sociale huurwoningen toe te groeien in gemeenten waar dat nog niet het geval is. Gemeenten moeten in het uiterste geval gehouden kunnen worden aan het toewerken naar dit streven en daartoe krijgen provincies een wettelijke interventiemogelijkheid.  

  • Alle gemeenten gaan verordeningen opstellen waarmee zij met voorrang dak- en thuisloze mensen, mensen die uitstromen uit een intramurale (zorg)instelling of detentie en mensen met sociale of medische urgentie gaan huisvesten. Er komt een verplichting voor gemeenten om een woonzorgvisie op te stellen waarin gemeenten zichtbaar maken wat de behoefte is aan huisvesting en ondersteuning van aandachtsgroepen. Deze woonzorgvisie moet in 2023 opgesteld worden, met een coördinerende rol van provincies in het regionale afstemmingsproces. Deze woonbehoefte krijgt een kwalitatieve en kwantitatieve vertaling in de woningbouwprogrammering.  

  • Het realiseren van leefbare wijken vraagt om intensieve samenwerking tussen gemeenten, partijen in het sociaal domein en partijen in het fysieke domein. Corporaties vervullen in dit samenspel vaak een belangrijke rol. Bij de lokale prestatieafspraken worden ook zorg- en welzijnsorganisaties betrokken om deze verbinding te versterken.  

  • Om te komen tot een goede verbinding tussen het sociaal domein en het fysieke domein wordt er als onderdeel van het programma ‘Een (t)huis voor iedereen’ een ondersteuningsstructuur ontwikkeld. De ondersteuning is erop gericht om het werken met specifieke (en nieuwe) instrumenten te vergemakkelijken en het fysieke domein (woningbouw) en het sociale domein regionaal en lokaal te verbinden.  

  • Deze ondersteuningsstructuur biedt een maximaal ruim en vooral praktisch handelingsperspectief aan alle partijen in het sociale en fysieke domein waar het gaat over het onderling uitwisselen van gegevens en informatie, en aan een verbrede inzet van budgetten (ontschotting) om zo ook uitdagingen meer integraal te kunnen aanpakken.