Collectiviteit van de woningen
Woningen kunnen de warmtevoorziening op verschillende manieren delen (zie Tabel 3).
De mate van collectiviteit bepaalt de werkzaamheden die een corporatie moet uitvoeren in de woningen.
Bij Variant 1 en 2 is de infrastructuur reeds aanwezig in de woning om warmte van een centrale bron te ontvangen. Dit betekent dat de woningingrepen beperkt zijn tot isoleren en het plaatsen van een afleverset in de woning. Wel dient gecontroleerd te worden of de bestaande installatie juist is ingeregeld.
In Variant 3 is de basisinfrastructuur niet aanwezig en moeten er nieuwe buisleidingen in de woningen geplaatst worden. Dit is een ingrijpende operatie waarvoor grote wijzigingen in de woningen moeten worden aangebracht. Dit raakt huurders zwaarder, omdat de indeling in hun woning verandert. Tevens kan het in Variant 3 het geval zijn dat huurders zelf eigenaar zijn van de ketel/boiler, of hiervoor contracten hebben afgesloten met energieleveranciers. De extra gevolgen voor huurders maakt het proces voor een corporatie ingewikkelder.
Centrale versus individuele afleverset
Hiernaast bepaalt ook de keuze voor een centrale of individuele afleverset de mate van complexiteit. Tabel 4 geeft een overzicht van de belangrijkste voor- en nadelen bij deze twee varianten. De warmteleveranciers zijn verantwoordelijk voor de afleverset.
De huidige status van het warmtenet
Afhankelijk van de huidige status van het warmtenet zijn er drie scenario’s te onderscheiden wat betreft de aansluiting (Tabel 5).
Deze scenario’s bepalen de werkzaamheden voor de warmteleverancier/ netbeheerder. De varianten zijn voor deze partij van toenemende complexiteit, en vragen dan ook een andere aanpak en andere contractvormen. Lees meer in het onderdeel Juridische componenten. Zo is er voor de woningeigenaar toenemende complexiteit met name in de contractvorming en in de prijsafspraken voor de verschillende kostencomponenten.