Handreiking warmtenetten: Wet- en regelgeving bij warmteprojecten

De wet en regelgeving op het gebied van warmte is in 2014 in werking getreden en heeft sindsdien de nodige veranderingen ondergaan. De huidige Warmtewet is per 1 januari 2020 volledig in werking getreden. Inmiddels heeft de Minister alweer een nieuwe herziening van de Warmtewet aangekon­digd die in 2022 in werking zou moeten treden. Terecht wijst de Minister erop dat de huidige warmte­wet in het kader van de energietransitie een gebrekkig instrument is.

Een aantal warmteleveranciers hebben met Aedes onlangs gewerkt aan een Kader waarin een aantal aanvullende afspraken zijn vastgelegd die vallen binnen het huidige wettelijke kader.

Dit onderdeel gaat in op de belangrijkste elementen uit de warmtewet.

Woningcorporaties en Warmtewet

Sinds 1 juli 2019 vallen de woningcorporaties die warmte leveren niet langer onder de Warmtewet.

De warmtelevering is weer ondergebracht in de regeling voor de servicekosten. Dit betekent dat er een ander juridisch kader geldt dan wanneer wordt afgerekend op grond van de Warmtewet.

De praktijk wordt hierdoor niet eenvoudig vooral wanneer de corporatie de warmtelevering wil outsourcen naar een warmteleverancier.

Methodiek Servicekosten

De verhuurder die warmte levert aan zijn huurders valt sinds 1 juli 2019 weer onder het besluit Servicekosten. De redelijkheid van de servicekosten kan worden beoordeeld door de Huurcommissie.

Uit het Beleidsboek van de Huurcommissie blijkt dat bij de beoordeling van de redelijkheid allereerst gekeken wordt naar de daadwerkelijk door de verhuurder gemaakte kosten gemoeid met de warmtelevering. De verhuurder heeft de verplichting die kosten aan te tonen. Acht de Huurcommissie de kosten onvoldoende aangetoond, dan kan zij daarvan zelf een schatting maken of deze buiten de beoordeling plaatsen.

Dit probleem doet zich met name voor bij duurzame energie-installaties die doorgaans hoge investeringen vergen en leiden tot een laag energieverbruik van de huurder. Die hoge investeringskosten kunnen onvoldoende worden doorberekend aan de huurder. Omdat deze in de rechtspraak al snel worden beschouwd als behorend tot de zogenaamde onroerende aanhorigheden die in de huurprijs aan de huurder moeten worden doorberekend.

Methodiek Warmtewet

De Warmtewet stelt een aantal maximumtarieven vast die een warmteleverancier in rekening mag brengen aan zijn afnemers. De wet gaat daarbij niet uit van de daadwerkelijk gemaakte kosten maar van een abstracte situatie. Dit is de situatie van de bewoner van een woning met een gasgestookte cv-ketel. Uitgangspunt van de Warmtewet is dat de bewoner die warmte geleverd krijgt niet meer betaalt dan de bewoner van een woning met gasgestookte cv-installatie. Het zogenaamde Niet-Meer-Dan-Anders-beginsel (NMDA). Uitgangspunt bij de vaststelling van de tarieven is steeds de eigenaar van de woning. De Warmtewet maakt geen onderscheid tussen tarieven voor eigenaren en voor huurders. Het gaat hier dus om een gemiddeld tarief. De daadwerkelijke kosten van de warmte­leverancier kunnen hoger of juist lager liggen. De referentie van de gasgestookte cv-ketel is in het kader van de energietransitie ongelukkig, zo vindt ook de Minister. Het is de bedoeling in Warmtewet 2.0 een nieuwe tariefsystematiek te introduceren.

De ACM heeft het Niet-Meer-Dan-Anders-beginsel als volgt toegelicht:

Niet-meer-dan-anders (NMDA)/gasreferentie (Bron: ACM)

Figuur 10 Niet-meer-dan-anders (NMDA)/gasreferentie (Bron: ACM)

  • De kosten betreffen die van een doorsnee huishouden (incl. 21% BTW)
  • Kosten CV-ketel: jaarlijkse afschrijvingskosten en onderhoud (all-in service contract)
  • Netwerkkosten gas: vastrecht, capaciteitstarief en periodieke aansluitvergoeding
  • Leveringskosten gas: inclusief energiebelasting en opslag duurzame energie
  • Variabele kosten warmte: op basis van 35 GJ per jaar

De specifieke tarieven en toelichting op de kostencomponenten is te vinden in het onderdeel Financiering.
Om de complexiteit van de verschillende regelingen in beeld te brengen dient allereerst ingegaan te worden op de leveringsstructuur die partijen hebben gekozen.

Leveringsstructuur B2C of B2B

Indien de warmteleverancier de warmte levert aan de verhuurder en de verhuurder de warmte vervolgens doorlevert aan de huurders is er sprake van een zogenaamd Business 2 Business-model (B2B). Een uitleg van de financiële stromingen in dit model  te vinden in het onderdeel Financiering, onder situatie 1. In dat model rekent de verhuurder met de warmteleverancier af volgens de Warmtewet. De verhuurder rekent met de huurders af op basis van de systematiek van het besluit Servicekosten. Er zijn dan dus twee verschillende wettelijke regelingen van toepassing op de levering van warmte.

Een andere structuur is dat de warmteleverancier de warmte direct levert aan de huurders. Dit model wordt aangeduid als Business 2 Consumer (B2C). Een uitleg over de financiële stromingen in dit model is te vinden in het onderdeel Financiering, onder situatie 2.  Er wordt dan met de huurders afgerekend op basis van de warmtewet tarieven. In deze structuur is het van groot belang dat de verhuurder met de warmteleverancier afspraken maakt over de hoogte van de tarieven die de huurders in rekening mogen worden gebracht. Dit is voor de verhuurder de manier om invloed uit te oefenen op de woonlasten van huurders. Deze afspraken worden vastgelegd in een exploitatieovereenkomst.